In het artikel over de genomineerden voor de Guardian Award lees ik:
It is often assumed that unhappiness makes more interesting fiction than happiness; memories of unhappy childhoods are apparently particularly captivating. And yet in children's books there remains a convention of offering a corner of hope. As the crossover novel edges children's books ever upwards in every respect, that may come to be the defining characteristic of the genre.
Ben ik het hiermee eens?
Hoe zwart mag een kinderboek zijn om nog kinderboek genoemd te kunnen worden?
Uitzichtloos, troosteloos, Zwart als inkt, mag dat? Of moet er altijd dat sprankeltje licht zijn?
Enkele jaren geleden zou het beantwoorden van deze vraag me lichter gevallen zijn, zo vanzelfsprekend als het toen was: natuurlijk mag dat, laat maar komen, het wordt in de jeugdliteratuur wel eens tijd dat komaf wordt gemaakt met dat betuttelende optimisme altijd. Soms is er alleen nog zwart, uitzichtloos, troosteloos inktzwart.
En eigenlijk vind ik dat nog steeds.
Toch merk ik, nu, dat in mezelf nog iets anders werkzaam is. Iets troostends, beschermends.
De verhalen die ik Groot Ventje voorlees hebben als vanzelfsprekend geen pikzwart einde, hij is nog geen drie, aan de troosteloosheid van de wereld heeft hij nog geen boodschap, monsters en boze wolven zijn al nachtmerriematerie genoeg, en een vogeltje dat dood - 'kapot, hij doet het niet meer' - gaat is een Groot Verdriet - al zie ik hem soms meer, intenser meeleven met het verdriet van een jongetje van wie de ballon net is weggevlogen.
Maar op een hogere plank van zijn boekenkast staat het verrukkelijke Ik ruik kindervlees van Valérie Dayre en Wolf Erlbruch. Ik heb het nog niet uit de kast gehaald. Nog niet, denk ik elke keer wanneer mijn blik erop valt, nu nog niet. Ik weet het, sprookjes wemelen van de kindervlees lustende creaturen, ik weet het, maar een vrouw die haar eigen bloedje van een kind...? Toch maar niet, denk ik. Nog niet, natuurlijk.
6.6.06
Zwart
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
5 opmerkingen:
Je reactie is volstrekt begrijpelijk en goed invoelbaar. Toch zou het een slechte zaak zijn als kinderboeken alleen maar uitdragen dat de wereld perfect is en dat kinderen vanzelfsprekend en afdwingbaar récht hebben op geluk en voorspoed. Oplossing: boek met slecht einde wel aanschaffen maar wachten tot het kind het zélf uit de kast haalt?
Ik ben het helemaal met je eens, Ted. Het zou inderdaad geen goeie zaak zijn. Toen ik dat stukje in de Guardian las, had ik meteen iets van: neen, ook een pikzwart einde moet kunnen. Ook dat kantje van het leven moeten kinderen zien. Dat was mijn eerste gedachte.
En toen moest ik iets onder ogen zien. Een mechanisme dat zo sterk is dat het bewuste opvattingen soms lijkt te overrulen.
Anderhalf was Groot Ventje, toen hij elke avond een Kikker-verhaal voorgelezen wilde krijgen. (Prachtig he.) Het hele rijtje werkten we af (en opnieuw en opnieuw): Kikker is verliefd, Kikker is Kikker, Kikker in de kou, Kikker en de vreemdeling, Kikker vindt een schat... maar Kikker en het vogeltje, dat liet ik toch nog even in de kast. Ondertussen hoort ook het dode vogeltje in het rijtje (vreemd trouwens, de boodschap in dat boek: er komt toch gewoon een nieuw vogeltje), maar het mechanisme werd me pijnlijk duidelijk. Beschermen wordt soms afschermen. En daarin moet ik nog mijn weg wat zoeken, blijkbaar.
Ik denk wel dat 'Ik ruik kindervlees' hier uit de kast zal komen. En 'Zwart als inkt'. En de andere schaarse voorbeelden die er zijn. Maar ik stel me nu ook de vraag hoe dat zal gebeuren. Want Grote Ventjes gaan wel eens door waar het verhaal stopt. En stellen vragen en vragen en vragen. Zal ik een zwart einde dan zonder hoop laten? Of zal ik in wat ik zeg en antwoord toch weer die hoop introduceren? Ik weet het niet, ik weet het echt nog niet.
Beetje merkwaardig is dat wel, want Kikker en het vogeltje is het meest softe boek over de dood dat ik ken.
Ik ben zelf opgegroeid met sprookjes waarin de oudste en eennaoudste zoon gruwelijk om het leven komen, omdat het erom gaat de derde, jongste, mooiste zoon te zijn. Ik vond die sprookjes erg oneerlijk, want ik was de oudste van drie zonen en vond mijn jongste broertje een verwend kreng. Nog steeds, trouwens.
Ik was de jongste, dus ik kon me wel vinden in dat soort sprookjes ;-). Ach nee, ik mag niet klagen, ik heb een schat van een Grote Broer.
Tuurlijk is Kikker en het vogeltje enorm soft. Maar Groot Ventje was tweeënhalf toen hij het boek zag, en dood voor hem nog een totoaal onbekend concept. Een vogel die kapot is, stuk, het niet meer doet, daar kon hij zich wel wat bij voorstellen.
Kikker en het vogeltje ken ik niet, maar ik ben er zeker van dat ik het thuis niet zal voorlezen ("de boodschap in dat boek: er komt toch gewoon een nieuw vogeltje" !?).
Onze oudste (nu bijna 7) heeft toen hij 2,5 jaar jammer genoeg moeten ondervinden dat sommige gebeurtenissen onomkeerbaar zijn. Zijn zusje (1 maand) is toen heel onverwacht gestorven. Het is heel moeilijk om het concept van "nooit meer terugkomen" uit te leggen en daarin toch ook iets positief mee te geven. Want dat positieve hebben ze (en wij ook) toch wel nodig.
Bij de geboorte van onze derde was het voor ons allemaal wel heel moeilijk. (De eerste maanden vergisten wij ons zelf) Aan de oudste meerdere keren uitleggen dat het een andere baby is, maar niet in plaats van zijn zusje. Wel er nog een broertje bij.
Een kinderboek mag zwart zijn, maar het is een beetje aanvoelen wanneer het kind er klaar voor is om er mee om te gaan. (toch als je de keuze hebt).
Een reactie posten