'Maar op een dag dreef er in de rivier een kist voorbij. De kleine beer viste de kist uit het water, rook eraan en zei: "Oooh... bananen."
De kist rook namelijk naar bananen.
En wat stond er op de kist?
"Pa-na-ma," las de kleine beer. "Die kist komt uit Panama, en Panama ruikt naar bananen. Aaah, Panama. Dat is het land van mijn dromen," zei de kleine beer. Hij liep naar huis en vertelde de kleine tijger tot diep in de nacht over Panama.'
En wat stond er op de kist?
"Pa-na-ma," las de kleine beer. "Die kist komt uit Panama, en Panama ruikt naar bananen. Aaah, Panama. Dat is het land van mijn dromen," zei de kleine beer. Hij liep naar huis en vertelde de kleine tijger tot diep in de nacht over Panama.'
(Janosch, O, wat mooi is Panama)
Aan zee gelezen met Groot Ventje, en vanavond opnieuw: O, wat mooi is Panama! van Janosch, een klassiek prentenboek uit 1978 dat gelukkig weer verkrijgbaar is, heruitgegeven in de 'Lemniscaat/De Soto-reeks', waarin, volgens de uitgever, 'klassieke prentenboeken [worden] uitgegeven die behouden moeten blijven om hun charme en oorspronkelijkheid. Ze verdienen een vaste plek op iedere (kinder)boekenplank.'
Kleine Beer en Kleine Tijger zijn onafscheidelijke vrienden. Ze wonen gezellig samen in een huisje aan de rivier, waar ze het mooi voor elkaar hebben. Beer zorgt ervoor dat er elke dag vis te eten is, Tijger zorgt voor de paddestoelen en de schoonmaak. 'We hebben alles wat ons hartje begeert en we hoeven nergens bang voor te zijn. Want we zijn ook nog sterk. Zo is het toch, Beer,' zegt Kleine Tijger. Janosch laat het zijn tijgerpersonage zeer regelmatig zeggen: hoe goed ze het wel hebben, samen, en hoe geruststellend hun vriendschap wel is.
Maar op een dag drijft daar een lege bananenkist waarop 'Panama' staat. De geur van de bananen doet Beer aan het dromen. Panama moet een heerlijk land zijn, het land van zijn dromen. Hij móét erheen. Hij weet zijn vriend Kleine Tijger te overtuigen, en samen gaan ze op pad, met een hengel, een rode pan en Teigereend, die aan een touwtje op vier wieletjes achter de vrienden aan hobbelt. Onderweg komen ze een hoop dieren tegen, die hen vaak de verkeerde kant opsturen. Uiteindelijk komen ze, dolgelukkig, aan in hun Panama. Alles is er zoveel beter, mooier, geweldiger. Dat ze eigenlijk gewoon weer bij hun vertrekpunt, hun eigen vertrouwde huis bij de rivier, zijn aanbeland - 'Want als je steeds naar links gaat, waar kom je dan uit? Precies! Daar waar je begonnen bent.' - hebben ze, euforisch als ze zijn, niet in de gaten. 'O Tijger,' zei de kleine beer iedere dag, 'wat is het toch goed dat we Panama gevonden hebben, vind je niet?'
De moraal van het verhaal mag duidelijk zijn: het gras is altijd groener aan de overkant. Janosch weet van deze boutade een schitterend verhaal te maken, dat hij op een volstrekt eigen manier vertelt en tekent. Zijn humor is tegelijkertijd absurd en vertederend, en regelmatig komt hij op een grappige manier tussenbeide in het verhaal, om de naïviteit van zijn hoofdpersonages met een milde glimlach te doorprikken. Ook in zijn illustraties zitten vaak humoristische details, wat het verhaal nog een extraatje geeft. O, wat mooi is Panama is een hartverwarmend mooi prentenboek. Het verdient, de uitgever heeft gelijk, een plek op elke boekenplank.
1 opmerking:
Hier is het boek ook een enorm succes !
PA-NA-MA ...:)
Een reactie posten