26.7.07

Nuchter

Groot Ventje en ik lezen Als ik de wereld kon maken. De prenten van de nochtans vaak bejubelde Jiang Hong Chen (die ook De tijgerprins tekende) kunnen me niet echt bekoren, de klik met zijn stijl komt maar niet, hij is me denk ik te grof, te ruw, hij maakt ook te weinig los bij me. Maar het verhaal van Susie Morgenstern - met de toepasselijke originele titel Je ferai des miracles - is wel aardig. Het jongetje in dit boek weet, nadat het hem al duizend keer is gevraagd, plots wat hij later wil worden. Hij wil véél gaan doen: 'de zon elke morgen een zetje geven om hem een eindje op weg te helpen', zieke mensen beter maken met milkshake, al het kwaad uit de wereld helpen, bosbranden blussen, overstromingen tegenhouden, iedereen gelukkig maken. Hij concludeert: 'Dus als ik alles eens op een rijtje zet zou ik later wel God willen worden.'
Wat God is, wil Groot Ventje weten. En vervolgens waarom er over een God gepraat wordt als we niet eens weten of die er is. Ik begin aan een uitleg dat mensen soms dingen niet begrijpen en dat dan toch proberen, bijvoorbeeld: 'toen de dino's er waren, waren er nog geen mensen he.' Groot Ventje: 'Nee..'
'Dus toen de wereld begon, waren er geen mensen bij, dus kunnen we niet echt weten hoe dat gegaan is. Sommige mensen denken dat God de wereld gemaakt heeft.'
Meteen reageert Groot Ventje: 'Maar mama, wij weten toch dat dat door een grote knal is gekomen he.'

Geen opmerkingen: